Met AirDrop kun je eenvoudig bestanden delen met Mac-computers en iPhones, iPads en iPod touch-apparaten die zich in de buurt bevinden. Op deze apparaten hoeft niet dezelfde in het Dock klikken en vervolgens op 'AirDrop' in de navigatiekolom aan de linkerkant klikken (of 'Ga' > 'AirDrop' kiezen). Als in het venster de persoon verschijnt naar wie je een bestand wilt versturen, sleep je het bestand vanaf het bureaublad of vanuit een ander Finder-venster naar die persoon. Als je een bestand naar iemand stuurt, kan de ontvanger aangeven of deze het bestand wil accepteren.
Een bestand versturen vanuit een app. Als je een app als Pages of Voorvertoning gebruikt, klik je op de deelknop AirDrop-instellingen aanpassen.
Tip: Als je de ontvanger niet ziet in het AirDrop-venster, controleer je of AirDrop en Bluetooth op beide apparaten zijn ingeschakeld en of de apparaten zich maximaal 9 meter van elkaar bevinden. Als de ontvanger een oudere Mac gebruikt, klik je op 'Zie je niet wie je zoekt?'
Onderdelen via AirDrop ontvangen. Als iemand via AirDrop een onderdeel naar je Mac stuurt, kun je aangeven of je het onderdeel wilt accepteren en bewaren. Als je een AirDrop-melding ziet en je het onderdeel wilt ontvangen, klik je op 'Accepteer' en geef je aan of je het wilt bewaren in de map 'Downloads' of in een app als Foto's. Als je op verschillende apparaten met dezelfde AirDrop gebruiken op een Mac.